Projecten Ieper/Oostende

Het Nieuwsblad kondigde vorige week aan dat in september 2009 twee nieuwe steinerscholen van start zullen gaan.

Eentje in Ieper en eentje in Oostende. Nu is het met steinerscholen altijd afwachten of dat ook werkelijk zal gebeuren. Vorig schooljaar nog schreef de Rudolf Steiner Academie dat vanaf 1 september 2008 in het Leuvense een steinerschooltje voor bijzonder onderwijs van start zou gaan. In dat project is echter nog altijd geen beweging gekomen. Ik wil maar zeggen dat ik me afvraag of die twee West-Vlaamse initiatieven zichzelf niet onnodig onder druk zetten door in de geijkte media een startdatum aan te geven, terwijl er nog een hele weg is af te leggen. Het project in Ieper zit nog maar in de fase van het aftasten van de mogelijkheden. De initiatiefgroep van Oostende hield pas in januari van dit jaar een eerste infodag rond steinerpedagogie.

Maar ik kan me wel iets voorstellen bij het aanwezige enthousiasme in de Oostendse en Ieperse initiatiefgroepen. Ik hoop alleen dat men ook die zaken die voor de goede werking van een school essentieel zijn met een helder hoofd op een rijtje zet. Dat men zich bewust is van waarmee men bezig is en niet zoals ik al te vaak gezien heb, gaat navelstaren op hoe het volgens het boekje moet. Want het is blijkbaar de ironie van het lot dat net op scholen waarvan grondlegger Steiner verwachtte dat die in vrijheid  zouden kunnen werken, vanalles moet,  zogezegd omdat Steiner dit of dat zou hebben gezegd. In die woorden dreigt het gevaar: ‘Steiner heeft gezegd…’. Er lopen op steinerscholen nogal wat mensen rond die in plaats van de ontwikkeling van de kinderen, Steiners woorden als toetssteen gebruiken om het onderwijs vorm te geven.

Daardoor is het heel moeilijk om een steinerschool op te richten zonder in allerhande clichévoorstellingen te vervallen. Steinerscholen hebben zich, onder het mom van Steiner te volgen,  doorheen de jaren bepaalde zaken eigen gemaakt die onbewust traditie zijn geworden. Zaken waaraan pas opgestarte initiatieven vaak meedoen zonder er bewust mee om te gaan of erover te hebben nagedacht. Er wordt dan bijvoorbeeld gezegd: ‘Dit moeten we zo doen, want anders zijn we geen steinerschool’. Een school begeeft zich dan op glad ijs, want er worden wanneer iets gewoon moet geen vragen meer gesteld. ‘Waarom is dat? Willen wij dat voor onze kinderen? Willen de kinderen dat? Werkt dat nog wel? Hebben de kinderen daar iets aan? Allemaal vragen die ervoor zorgen dat de verbinding met de kinderen en de wereld actueel blijft.

Schooloprichters en -medewerkers zijn in wezen middelaars tussen het ideaal van een onderwijssysteem en dat wat de kinderen meebrengen vanuit zichzelf, wat meestal en vooral bij kleine kinderen wordt vertolkt door de ouders. En wanneer ouders (en opvoeders in het algemeen) ervan overtuigd zijn dat iets essentieel is voor de kinderen, zelfs als dat niet strookt met wat Steiner of welke autoriteit dan ook daarover gezegd heeft, hebben ze de verantwoordelijkheid om te handelen naar de werkelijkheid. Die ligt niet in wat honderd jaar geleden, maar wel in wat vandaag wordt gewild, gevoeld en gedacht. De werkelijkheid sluit aan bij kinderen. Zij zijn werkelijkheid. Zij primeren en de weg die zij richting ideaal aangeven,  is niet altijd de weg die volwassenen voor ogen hebben. Komt daar nog bij dat op een school waar hoge idealen worden nagestreefd de kans groot is dat kinderen op het tweede plan komen.

En, mensen van Ieper en Oostende, dat is toch het laatste dat wij willen, niet?

Ramon DJV

Over Ramon De Jonghe
Vader van vier kinderen waarvan er drie naar de steinerschool gingen. Studeerde aan een antroposofische hogeschool, was opvoeder en bestuurslid in een steinerschool, medewerker in een bibliotheek van de Rudolf Steiner Academie. Voor de Antroposofische Vereniging trad hij op als info-verstrekker aangaande antroposofie en haar werkgebieden. Auteur van o.a. het schotschrift ‘Focus op de steinerschool - Onderwijs op maat van wie?’

Reacties zijn gesloten.