Steinerschool: context

De steinerschool heeft het zwaar te verduren. Ze komt de laatste decennia keer op keer in de media op een manier die geen enkele school graag heeft. Men kan dat betreuren, maar om het nieuws te halen, is er meestal wel een goede reden. Bijvoorbeeld wanneer structurele problemen blijven aanslepen en ouders het gevoel hebben dat ze bij dringende vragen rond hun kinderen voortdurend wandelen worden gestuurd, komt er altijd wel een moment dat iemand hulp zoekt buiten de school. De voorbije jaren krijgen de steinerscholen wereldwijd enorm veel kritiek te verduren. Zowel ouders, onderwijskundigen als journalisten beginnen zich almaar meer vragen te stellen bij de werking van de antroposofische school.

Een schets van de steinerschool in het licht van de antroposofie.

Dogmatisme

Antroposofie is een leerstelsel gebaseerd op de helderziende waarnemingen van de Oostenrijkse esotericus Rudolf Steiner (1861-1925). Rond de steinerschool hangt een metersdikke mist waarin antroposofen, de mensen achter het gordijn, onder het mom van onderwijs hun project antroposofie proberen te realiseren (Klaus Prange, 2003). Wie eenmaal doorheen die mist is gegaan en de werkelijkheid van de steinerschool heeft gezien, doet daar in de meeste gevallen het zwijgen toe. Niemand krijgt graag bedreigingen. Onnodig om te verduidelijken hoe mensen die fanatiek een bepaald geloof of een ideologie aanhangen reageren als iemand daar wat van zegt. Dat is voor iemand die iets over de steinerschool zegt niet anders. Ik mocht het zelfs meemaken dat ik toen ik langs een steinerschool kwam, werd omringd door tientallen schoolkinderen die me onder het toeziend oog van hun opvoeders uitscholden voor rotte vis. Maar…’dat had ik over mezelf afgeroepen’, aldus de directrice. Eigen schuld, dikke bult. Dat behoort natuurlijk tot de gedachtegang in de antroposofische school. Alles is karma. Er is een uitspraak van Steiner opgetekend in verband met een kind dat onder een omgevallen vrachtwagen terechtkomt en overlijdt. Dit kind, aldus Steiner, riep de vrachtwagen om aan zijn karma te voldoen.

Nu is Steiner al lang dood, maar zijn ideeën worden wel nog in leven gehouden en uitgewerkt. Op zich niets mis mee als die ideeën zouden worden getoetst aan de werkelijkheid en eventueel zouden worden bijgesteld, bewerkt of zelfs verworpen. Dat gaat zo met ideeën: er zijn goede en slechte. Antroposofen kennen geen slecht idee van Steiner; Er hoeft dus ook niets te worden aangepast. Kortom: wij zitten anno 2010 opgescheept met scholen waar men min of meer werkt aan de hand van de tijdsgeest in 1919. Verbaast het dan nog dat steinerscholen en met hen antroposofen door critici steeds maar weer worden gewezen op: onwetenschappelijkheid; onverantwoorde pedagogie, gebrekkige didactiek, toepassen van lijfstraffen, in stand houden van rassenleer, sektarisme, enzovoort?

Imago

Toch kan de steinerschool nog genieten van het imago dat ze decennialang bij het grote publiek heeft opgebouwd. En wat voor een. ‘Kinderen kunnen er al spelende leren rekenen, lezen en schrijven; veel tekenen en schilderen; muziek maken en toneel spelen. Onderwijs voor hoofd, hart en handen.’ Zo wordt vaak over de steinerschool gedacht. Ik ben de laatste om die gedachte te weerleggen, al mag ze wel worden genuanceerd. Kinderen mogen er bijvoorbeeld helemaal niet zomaar doen wat ze willen. Gezag speelt een heel grote rol. Zelfs in die mate dat het in de lagere school centraal staat. Een belangrijk kenmerk dat de steinerschool onderscheidt van reguliere scholen is de autoriteit van de leraar.

Maar er zijn nog in het oog springende kenmerken die in tal van publicaties over de steinerschool aan bod komen: eenheidsschool waar onderwijs na de kleuterklas begint vanaf een eerste klas (6 à 7-jarigen) tot en met een twaalfde klas (18 à 19-jarigen); principieel vanaf de eerste klas zes tot acht jaar dezelfde leraar die mee opklimt met ‘zijn’ kinderen; geen beoordeling van resultaten in cijfers (rapport), maar een psychologische schets van de vorderingen van de leerling (einde schooljaar); weinig of geen handboeken; geen zittenblijvers; zaakvakken zoals taal, rekenen en geschiedenis worden afwisselend in periodes van drie tot vier weken telkens de eerste twee uren van de dag gegeven; aandacht voor vreemde talen vanaf de eerste klas; belang van handwerk en muzikaal onderwijs; het bewegingsvak euritmie (expressieve danskunst) als vast onderdeel in het curriculum en een ‘positieve’ benadering van het kind op basis van wat het kan en niet op basis van wat het nog niet kan. Dit is ongeveer het uithangbord waarmee de steinerschool vrij eenvoudig kan laten zien dat ze anders is dan een reguliere of methodeschool.

Wie louter op zoek is naar alternatief onderwijs vindt waarschijnlijk in al deze eigen(aardig)heden zijn gading wel. Tellen we daar het wervend taalgebruik[1] bij waarmee die paar kenmerken van het steinerproject bekend worden gemaakt, is het niet moeilijk om tot de slotsom te komen dat sommige ouders zonder verder na te denken hun kinderen inschrijven in de steinerschool. Ouders zijn soms gemakkelijk overtuigd door de voorstelling van de werking van de steinerschool, die zich trouwens ook graag ‘presenteert als verstrekker van ‘holistisch’ onderwijs richting vrijheid waarin het kind centraal staat, hoewel deze beschrijving misleidend is’. Want voor antroposofen, de groepering die achter de steinerscholen zit, hebben deze woorden een specifieke betekenis die niet gemakkelijk kan worden begrepen door een buitenstaander die niet is ‘ingewijd’ in Steiners esoterische leringen. Vrijheid betekent vrijheid voor antroposofie. Zo refereren de begrippen ‘het kind centraal en afgestemd op de leeftijd’ naar antroposofische dogma’s over kinderontwikkeling.[2] Wat achter de steekwoorden in folders zit, dat komen ouders, als ze tenminste wakker genoeg zijn en niet worden begoocheld, pas te weten wanneer hun kinderen een tijdje naar school gaan.

Geen positief klimaat

Wat argeloze ouders wel heel vlug te weten kunnen komen, is dat in de steinerschool niet altijd zo’n positief klimaat heerst als men wil doen uitschijnen. Men wijst bijvoorbeeld een aantal zaken die bij kinderen geliefd zijn resoluut af. Géén televisie; géén computer; géén viltstiften; géén voetbal; géén plastic speelgoed (Lego); géén frisdranken (Coca Cola, foei!); en géén mediahypes, om maar wat op te noemen. In ieder geval: heel veel ‘géén’. Kinderen die toch willen meegaan in de stroom van de moderne tijd en bijvoorbeeld thuis televisie kijken of (bouw maar een brandstapel) computerspelletjes spelen, doen daar meestal op school wijselijk het zwijgen toe. Een kind voelt aan of zijn opvoeders zijn ‘geüpdate’ of niet.

Met de ‘actualiteit’ van de school raken ouders dan weer wel vertrouwd wanneer ze naar oudercontacten gaan. Daar komen ze geleidelijk in contact met begrippen en schoolprincipes die minder bekend zijn. Vooral door toedoen van de klastitularis, die zo goed mogelijk enkele wezenlijke achtergronden van de steinerpedagogie in verband met de klas- en schoolwerking duidt. Enerzijds Steiners antropologische benadering van de mens als een vierledig wezen, bestaande uit fysiek, ether-, astraal- en ik-lichaam; anderzijds Steiners ontwikkelingspsychologisch model dat de ontwikkeling van de mens opdeelt in een systeem van zeven-jaars-fasen dat vrij rigide wordt toegepast en waaraan respectievelijk de kleuter-, schoolkind- en adolescentenfase wordt gekoppeld. Deze achtergronden worden, gezien het beperkte tijdsbudget (een viertal gezamenlijke oudercontacten per klas per jaar), echter maar zeer oppervlakkig behandeld. Om de in antroposofische achtergronden geïnteresseerde ouder niet in de kou te laten staan en hem te laten delen in de wijsheden van de ingewijde leraar, worden ter vervanging boeken van Steiner aanbevolen. Dit wil zeggen: met een gelaatsuitdrukking die ‘halleluja’ meent te zeggen, laat men af en toe een titel van een van Steiners boeken vallen.

Achtergronden

Verdieping in het antroposofisch gedachtegoed dient echter op weldoordachte manier te gebeuren. De weg naar ‘hoger weten’ mag niet te snel worden gegaan. Argeloze ouders confronteren met de kern van Steiners geesteswetenschappelijke imaginaties door te snel door te dringen in zijn antropologie en ontwikkelingspsychologie is niet dadelijk het verstandigste wat een steinerschoolleraar kan doen. Onherroepelijk leidt deze verdieping, mits lang genoeg volgehouden, naar enkele bedenkelijke bronnen waaruit de antroposofische pedagogie is gedestilleerd. Uit deze voor het oog onzichtbare bronnen putte Steiner inspiratie voor het schrijven van enkele boeken en het geven van talrijke voordrachten waarin hij het ontstaan van de wereld en de mensheid beschreef, de laatste onder andere aan de hand van rassenmodellen.[3]

Steiners uitlatingen over rassen hebben er trouwens voor gezorgd dat sommige van zijn eerder gepubliceerde voordrachtenreeksen tot op heden niet worden heruitgegeven of moeten worden geannoteerd wegens discriminerende passages. Terwijl aan ouders een oprechte interesse voor de achterliggende filosofie van de steinerschool wordt gevraagd, duikt de paradox op dat te veel interesse voor Steiners menskunde duidelijk kan maken dat zijn uitlatingen over verscheidene rassen een smet op zijn blazoen en op dat van de naar hem genoemde school is.

Steiners evolutieleer hangt nauw samen met zijn visie op ontwikkeling[4] en zijn ontwikkelingspsychologische inzichten, die in de steinerschool worden aangewend, sluiten zonder meer aan bij zijn visie op het ontstaan van de planeten, de aarde, de mensheid en zodoende ook de rassen. Hoewel, mensheid? Volgens Steiner is er sprake van meer dan één mensheid, namelijk twee. Hij maakt dit duidelijk aan de hand van een schema waarin hij het over drie ontwikkelingsfasen van ongeveer twintig jaar heeft (vergelijkbaar met de in de steinerpedagogie gehanteerde zeven-jaars-fasen van kleuter, schoolkind, adolescent), die de mens doorloopt onder invloed van verschillende geesten. De eerste en de derde fase van telkens twintig jaar staan onder invloed van abnormale geesten, terwijl de middelste fase, die van twintig tot veertig jaar, onder invloed staat van normale geesten. (Europeanen of het blanke ras bevinden zich volgens Steiner in de middelste, volwassen fase, terwijl alle andere volkeren of etnische groepen zich in de twee andere fasen bevinden).

Omdat een kind volgens het principe ‘zo boven zo beneden’ de ontwikkelingsfasen van de hele mensheid versneld doorloopt, aldus Steiner, bevindt het zich tot zowat zijn eenentwintigste levensjaar in de eerste fase (onder invloed van abnormale geesten?). Rond de leeftijd van twintig jaar wordt de jongere pas waarlijk mens. Om antroposofisch jargon te gebruiken: het ‘ik’ komt dan vrij (of wordt geboren), waardoor de mens eindelijk klaar is om zelfstandig te denken. De bekende slagzin van de steinerschool luidt niet voor niets: ‘Worden wie je bent’. De Nederlandse pedagoog Imelman stelt dat ‘niet zoiets als ‘worden wat men is’ (bijvoorbeeld: inzicht krijgen in je eigen persoonlijkheidskenmerken en daarmee leren leven) maar: ‘worden wat je volgens het antroposofische harmonie-model behoort te zijn’ staat de Vrije Schoolopvoeding (red. steinerschoolopvoeding) voor. Dit hangt onzes inziens enerzijds samen met de doctrine van de reïncarnatie en anderzijds de erkenning van erfelijkheid. De individuele geest, domicilie gekozen hebbend in een op stapel staand borelingske … is opgescheept met allerlei erfelijk in het lichaam geprogrammeerde factoren.’[5]

Alwetende leraar?

In de steinerschool is het de leraar die afleest aan de kinderen wie ze aan het worden zijn. Dat kan gek klinken, maar het kan niet leuker worden gemaakt dan het is. Dit is steinerpedagogie. Niet alleen uit de praktijk, maar ook bij nalezing bij Steiner, komt naar voor dat de steinerschoolleraar iemand is waarnaar wordt opgekeken. Een autoriteit die als leidsman voor de kinderen op een hoger plan staat. Dat een dergelijke verheven positie een gevoel van onaantastbare handelingsvrijheid met zich kan meebrengen, is dan ook helemaal geen vergezochte gedachte. We zagen al dat de meest absurde manieren van straf geven, voorkomen. Ook dat bestendigt voor een deel de autoriteit van de leraar, die zo afstand van de kinderen houdt. Door zes jaar of langer bij dezelfde klasgroep te blijven, krijgt de leraar niet alleen meer inzicht in het karakter van de kinderen, maar verwerft hij ook een vooraanstaande positie ten opzichte van andere opvoeders die zich rond hen hebben geschaard. Hierdoor laat zijn jarenlange invloed een grote indruk na op de ontwikkeling van de kinderen. Deze sterk eenzijdige beïnvloeding kan tot gevolg hebben dat de autoriteit van de leraar een nog grotere afstand schept tussen enerzijds de kinderen en de leraar en anderzijds de kinderen en hun omgeving. De leraar volgt het kind in zijn mens-wording en schouwt in waarachtige beelden uit de geestelijke wereld welke de beste ontwikkeling is voor zijn leerlingen. Opvallend is dat wanneer sprake is van een waar beeld, dit niet het beeld betreft dat de leraar voor zich heeft wanneer hij oog in oog met het kind staat, maar wel het beeld dat de leraar zich van dat kind vormt nadat het uit het zicht is verdwenen. De kans dat een leraar ‘zijn mening’ over een kind gaat beschouwen als een waar beeld en aan de hand daarvan een of andere bij dat specifieke beeld passende antroposofische opvoedingsstrategie gaat hanteren, is niet gering. Het is zeker niet deze speciale manier van ‘differentiëren’ waarnaar Onderwijsinspectie vraagt.

Niet ingeloste verwachtingen

Maar het is moeilijk voor antroposofen om iets te doen dat niet door Steiner is voorgezegd. Steiner zie het dan ook zo dat niet opvolgen eigenlijk geen optie was. ‘Voor al Steiners geschriften en voor de door anderen weergegeven verhandelingen geldt dat ze een wervend, een oproepend karakter dragen. Ze proberen daarbij niet alleen te overtuigen op het gebied van ideeën en opvattingen, maar ook op het gebied van het handelen, de praktijk van het dagelijkse en wetenschappelijke leven…’ [6]

Deze stelling van Imelman, die in 1983 een scherpe analyse van de antroposofische pedagogie maakte en daarin onder andere treffend het wervende karakter van antroposofische geschriften aanroerde, is nog altijd actueel. De Duitse historicus Helmut Zander, die in 2007 de resultaten van zijn onderzoek naar de antroposofische beweging publiceerde, kwam tot een vergelijkbare conclusie. Wanneer hij het over antroposofische geschriften heeft, beweert hij dat ‘de meerderheid van publicaties bestaat uit vaststellingen vanuit antroposofisch perspectief. Ze oriënteren zich doorgaans eng aan Steiners doelstellingen of zijn niet meer dan per thema geordende uitspraken van Steiner’.[7]

‘Wij zijn door het ministerie van onderwijs erkend en gesubsidieerd’ doet het ook goed, vooral wanneer het wordt aangevuld met ‘wij mogen getuigschriften en diploma’s uitreiken’ (en geen zittenblijvers!).

Verwonderen zal het waarschijnlijk niet dat er ouders zijn die met het volste vertrouwen hun kinderen naar de steinerschool sturen, ‘maar na verloop van tijd tot de conclusie komen dat ze zich hebben vergist of het gevoel hebben dat ze flink in het ootje zijn genomen’.[8] Dit gevoel wordt nog versterkt wanneer de door de school bij de ouders opgeroepen verwachtingen met betrekking tot leerprestaties niet worden ingelost.

(Een beknopte versie van deze tekst verscheen in De Standaard van 29 juli 2010).

Voetnoten

[1] J.D.Imelman en P.B.H.Van Hoek, Hoe vrij is de Vrije School – een analyse van de antroposofische pedagogiek, Intro 1983

[2] P. Bierl, Pedagogik der runden Ecken, Jungle World No. 36, 6 October 2007

[3] J.Husmann-Kastein, Schwarz-Weiss-Konstruktionen im Rassebild Rudolf Steiners, Vortragsmanuskript Tagung: Anthroposophie – kritische Reflexionen, Humboldt Universtität Berlin 2006

[4] R.Steiner, Die Mission Einzelner Volksseelen im Zusammenhange mit der germanisch-nordischen Mythologie, Philosophisch-Anthroposophischer Verlag 1922

[5][6] J.D.Imelman en P.B.H.Van Hoek, Hoe vrij is de Vrije School – een analyse van de antroposofische pedagogiek, Intro 1983

[7] H. Zander, Anthroposophie in Deutschland – Theosophische Weltanschauung und gesellschaftliche Praxis, Vandenhoek en Ruprecht 2007

[8] S. Lombard, Spotlight on anthroposophy, Cultic Studies Review Vol. 2 nr. 2, ICSA 2003

Gerelateerde artikels:

Concept steinerschool

Rudolf Steiner en zijn antroposofie

Steinerscholen internationaal